Dit artikel toont u hoe u een OpenStack virtuele machine kunt creëren vanuit het OpenStack controlepaneel.
Klik op de link om in te loggen in uw OpenStack controlepaneel. Kies de gewenste authenticatiemethode en klik op ‘Connect’.
Vul uw gebruikersnaam en wachtwoord in om toegang te krijgen. U kunt dezelfde gegevens gebruiken als om in te loggen op uw My Combell.
U hebt nu dus het OpenStack dashboard geopend. Ga naar ‘Compute’ >> ‘Access & Security’.
Hier ziet u uw beveiligingsgroepen. Om de standaardgroep te bewerken, klikt u op ‘Manage Rules’. Vervolgens klikt u op ‘Add Rule’. Dit opent een pop-up venster voor uw nieuwe regel.
In dit stadium vult u de http-poort in de beveiligingsgroep in, zodat de content via een browser toegankelijk is. In het pop-up venster moet u gewoon de standaard instellingen laten staan en ‘80’ invullen bij de poort. Klik vervolgens op ‘Add’ om af te ronden.
Nu ziet u uw nieuwe regel in de lijst, met daarbij de ‘HTTP’ tag.
Tip: Zorg ervoor dat poort 3389 open staat voor uw RDP-connectie.
Dit is het moment waarop u een SSH sleutelpaar moet aanmaken of importeren om te kunnen communiceren met de server. Ga naar ‘Compute’ >> ‘Access & Security’, en wissel vervolgens naar het tabblad ‘Key Pairs’ bovenaan.
Om een SSH sleutelpaar aan te maken, klikt u op ‘Create Key Pair’, vult u de naam van het sleutelpaar in en klikt u vervolgens op de knop ‘Create Key Pair’ onderaan het pop-up venster. Nu begint er een .pem bestand te downloaden - dat is uw private sleutel. Bewaar dit bestand op een veilige plek. Zorg ervoor dat u de permissies van het bestand wijzigt naar 600.
In de derde voorbereidende stap wijst u een IP-adres toe. Ga naar ‘Compute’ >> ‘Access & Security’, en wissel dan naar het tabblad ‘Key Floating IPs’ bovenaan.
Klik op ‘Allocate IP to project’ om het pop-up venster te openen. Vervolgens wijst u uit de ‘Public’ pool een IP toe, door gewoon op de button onderaan ‘Allocate IP’ te klikken.
Nu kunt u uw virtuele machine aanmaken.
Klik op ‘Compute’ >> ‘Instances’ en dan op ‘Launch Instance’.
Tip: In dit gedeelte van de instructies zal, wanneer er slechts één keuze is bij de instellingen, dit vooraf reeds geselecteerd zijn. U moet er niet op klikken om het toe te voegen.
Selecteer uw zone en klik op ‘Next’.
U bent nu beland in het gedeelte 'Sources'. Kies de Windows OS optie voor uw instantie via de ‘+’ button en klik opnieuw op ‘Next’.
Bij ‘Flavor’ kiest u de schaal van de virtuele machine. Hebt u de capaciteit gekozen die u nodig hebt, klik dan op de ‘+’ button en opnieuw op ‘Next’.
Bij ‘Networks’ kies u uw standaard Privaat netwerk.
Bij ‘Network Ports’ kunt u een IP-adres associëren met een poort.
Bij ‘Security groups’ kunt u de groep filterregels beheren die voor de instantie toegepast worden. Wij hebben al iets voorbereid door poort 80 toe te voegen tot de Standaard beveiligingsgroep.
Bij ‘Key Pairs’ dient u ervoor te zorgen dat het sleutelpaar dat u wenst te gebruiken zich bij ‘Allocated’ bevindt en niet bij ‘Available’.
Bij ‘Configuration’ kunt u de standaard instellingen behouden. Of u kunt een script om die aan te passen invoeren dat begint te lopen nadat de instantie gelanceerd werd.
Bij ’Metadata’ moet u een wachtwoord voor de beheerder invullen. Daarmee kunt u dan verbinding leggen met uw nieuwe instantie, via uw console of via Remote Desktop.
In het veld links moet u de metadata identifier voor het wachtwoord invullen. Naast ‘Custom’ vult u in ‘admin pass en klikt u op de ‘+’ button.
De ‘admin pass’ identifier verschijnt nu aan de rechterkant. U kunt nu een waarde ervoor aanmaken. De waarde die u hier invult zal het admin wachtwoord zijn. Zorg ervoor dat u een sterk wachtwoord invult en klik op ‘Launch Instance’. Wacht een minuutje om dit te laten verwerken en uw instantie is klaar om aan de slag te gaan.
Tip: Indien u tijdens de lancering van uw instantie de stap overgeslagen hebtt om het wachtwoord in te vullen bij uw metadata, dan kunt u dit later nog altijd doen. Hiervoor gaat u naar ‘Compute’ >> ‘Instances’. Daar klikt u op de pijl om het uitklapmenu naast ‘Create Snapshot’ te openen en klikt u vervolgens op ‘Update Metadata’. U kunt nu de identifier invullen zoals hierboven beschreven. In dit geval duurt het wel enkele minuten om het wachtwoord te updaten.
Klik op de pijl om het uitklapmenu te openen naast ‘Create Snapshot’ en klik vervolgens op ‘Associate Floating IP’. Selecteer het IP-adres dat u in de laatste voorbereidende stap ingevuld had. Let erop dat u een apart floating IP hebt voor elke instantie.
Om toegang te krijgen tot uw instantie kunt u een verbinding leggen via Remote Desktop.
VOOR WINDOWS:
Open uw Remote Desktop verbinding:
Let erop dat u op ‘Show Options’ klikt om alle velden uit te klappen.
Bij ‘Computer’ vult u het Floating IP-adres in.
Bij ‘User name’ vult u ‘administrator’ in.
Klik op ‘Connect’.
U krijgt nu een pop-up venster te zien dat naar het wachtwoord vraagt. Vul het wachtwoord in dat u in uw Metadata toegevoegd had.
Tip: Mogelijk krijgt u de boodschap dat de identiteit van de server niet geverifieerd werd. U kunt echter wel degelijk connecteren - om verder te gaan, klikt u op ‘Yes’.
VOOR MAC:
Zorg ervoor dat u de Microsoft Remote Desktop app bezit.
Open uw MRD app. Klik op de button ‘New’.
Bij ‘Connection name’ vult u een naam uit die voor u duidelijk is.
Bij ‘PC Name’ vult u uw floating IP-adres in.
Bij ‘User name’ vult u in 'administrator’.
Bij ‘Password’ vult u het wachtwoord in dat u in uw Metadata ingevuld hebt.
Klik op het ‘x’ bovenaan links om het venster te sluiten.
U zal nu de setup zien verschijnen in uw MRD lijst. Dubbelklik erop om een verbinding ermee te leggen.
Tip: Mogelijk krijgt u een boodschap dat de identiteit van het certificaat niet geverifieerd kon worden. U kan echter verder connecteren. Om verder te gaan, klikt u op ‘Continue’.